Thuislozen. De levende bewijzen van het falen van de sociale zekerheid. Slachtoffers van de steeds diepere kloof tussen arm en rijk. Je ziet er alsmaar meer lopen op straat. Opvangcentra zoals 't Snurkhuis in Utrecht zitten elke nacht propvol. Een verslag vanuit de onderbuik van de maatschappij.

Nog net niet op straat

Het is weer stervensdruk op Utrecht CS. Maar de man die in de restauratie achter een kop koude koffie zit, kijkt niet op of om. Daarom ziet hij de twee mannen in het uniform van de spoorwegpolitie ook niet aankomen. Ze sleuren hem van zijn stoel en schoppen hem letterlijk naar buiten. Hij komt hard op de grond terecht en voelt iets knappen in zijn arm. Terwijl hij overeind krabbelt, krijgt hij nog een trap in zijn ribben. Hij voelt het nauwelijks. Daarvoor is de pijn in zijn gebroken arm te groot. Om hem heen haasten reizigers zich naar de treinen. Maar geen van hen lijkt iets gemerkt te hebben.

Er zijn meer mensen in 't Snurkhuis met dit soort ervaringen. "Als iedereen je negeert, heb je het gevoel dat je dood bent verklaard", zucht Harrie. Van de vijftig jaar van zijn leven is hij er veertien dakloos. In die tijd is er veel veranderd: "Vroeger hielpen zwervers elkaar, maar daar hoef je niet meer op te rekenen. Nu pakt iedereen gewoon wat-ie krijgen kan. Desnoods van iemand die in het zelfde schuitje zit." Nog niet zo lang geleden is hem onder bedreiging al zijn geld afgepakt. Harrie woelt zenuwachtig door zijn haar. "Ik had die kerels nog nooit gezien. Er zijn zoveel mensen die zwerven en het worden er steeds meer."

Dat heeft Julius Laagland ook gemerkt. Hij is vrijwilliger bij 't Snurkhuis in Utrecht. Dat biedt elke avond vanaf negen uur onderdak aan 55 thuislozen. Iedereen heeft recht op veertien overnachtingen per maand. Op andere dagen moeten ze hun heil ergens anders zoeken. Laagland ziet het somber in. Volgens hem zullen er in de toekomst nog heel wat thuislozen bij komen. "De maatschappij wordt steeds harder. Mensen die toch al niet zo stevig in hun schoenen staan, dreigen het loodje te leggen."

De sleep-inn is een basisvoorziening. Thuislozen krijgen er een bed, een bad en een ontbijt. Ook is er één avond per week een verpleegkundige, kunnen mensen er hun bagage een maand lang opslaan en worden er 's winters dekens uitgeleend aan mensen die in de open lucht slapen. Ook zijn er plannen om over een tijdje te beginnen met het verkopen van warme maaltijden. Hulpverlening valt niet binnen de doelstelling van 't Snurkhuis. Als het nodig is, wordt er doorverwezen naar andere instanties. Laagland: "Hulpverleners zijn veel te afhankelijk van subsidie. De gevolgen daarvan zien we hier elke dag. Nu de psychiatrische instellingen moeten bezuinigen, richten ze zich steeds meer op korte behandelingen en behandelbare patiënten. Zo vallen juist degenen die het hardst geholpen moeten worden buiten de boot." De enige gemeentesubsidie die 't Snurkhuis wil hebben, wordt besteed aan de huur van het pand en aan loonkosten. Van de 50 medewerkers hebben er acht een parttime dienstverband. Alle anderen doen het werk vrijwillig. Toch worden de onkosten niet gedekt door de zeven gulden vijftig die elke gast moet betalen. Er is uitgerekend dat de werkelijke kosten van een overnachting neerkomen op 35 gulden per persoon. Gelukkig zijn er nog steeds partikuliere fondsen te vinden die bij willen springen. Anders zou 't Snurkhuis de gasten heel wat minder kunnen bieden.

"Volgens mij was dit vroeger een jeugdherberg. Die hebben toch ook van die keurige slaapzalen met stapelbedden en op elke verdieping een rij wc's en een douche?" zegt Marco terwijl hij aan het verband om zijn hand peutert. Grinnikend: "Maar ja, toen hebben de daklozen het overgenomen. En nu is het van ons." Marco is 20 jaar en zwerft al vanaf zijn zestiende. Hij ziet dit niet als een eindstation en houdt zich groot: "Als ik wil, heb ik zo een huis gevonden. Mijn ouders springen heus wel bij als ik het niet kan betalen." Kees en Lidy hebben voor vannacht een bed weten te bemachtigen op de parenkamer. Ze zijn heel wat pessimistischer dan Marco. Lidy: "Dit is toch niks? Ik wil niets liever dan een gewoon leven leiden. Net als alle andere mensen. Maar hoe moet je dat aanpakken? Op straat gaan leven is niet moeilijk, maar er weer weg komen is een ander verhaal." Kees schudt zijn hoofd: "Als ik werk zou hebben was het geen probleem. Maar als ze me binnen zien komen bij een uitzendburo beginnen ze meteen te roepen dat ze niets voor me hebben. En dus zitten we de hele dag maar in een koffieshop. Wat moet je anders?" Als Kees en Lidy niet in 't Snurkhuis terecht kunnen, wijken ze desnoods uit naar een andere stad: "Arnhem, Amersfoort, er zijn mogelijkheden genoeg." Vroeger had Kees een huisje, maar daar is hij uit gezet. Het was totaal vernield door de mensen aan wie hij het had onderverhuurd. Van de huur heeft hij geen cent gezien. Lidy: "Die lui slapen nu ook af en toe hier. Maar wij laten ze links liggen. Het is gewoon zo, je kunt niemand vertrouwen. Als het er op aankomt vertrouw ik mezelf niet eens."

De sleep-inn is niet altijd een veilige haven in de maatschappelijke jungle. Julius Laagland: "De strijd om te overleven gaat hier binnen gewoon door. Het is ieder voor zich en dat kan er soms hard aan toe gaan. Deze mensen hebben op straat heel wat te verduren. Ze worden uitgescholden en in elkaar geslagen. Af en toe moeten ze al die opgekropte agressie kunnen ontladen. En jammer genoeg zal de zwakkere het daarbij vaak ontgelden." Maar ook al is het in 't Snurkhuis af en toe een chaos, hij doet zijn werk nog steeds met plezier. "Het is een druppel op de gloeiende plaat, maar ik vind het geweldig om deze mensen net dat ene steuntje in de rug te kunnen geven waardoor ze het volhouden. Zoveel verschillen ze niet van ons. Ze hebben gewoon de pech dat ze net iets te vaak in de hoek zitten waar de klappen vallen."

De keurige oudere heer die in zijn eentje aan het tafeltje in de hoek zit bekijkt het gewoel van een afstandje. Twintig jaar geleden had hij nog een huis, een baan en een gezin. Sindsdien zwerft hij door heel Europa. Zijn wijsvinger prikt belerend in de lucht: "Dit is de werkelijkheid, vergeet dat niet. Wat ze beschaving noemen, is niet meer dan een dun breekbaar schilletje. Wij weten tenminste wat het is om te léven!" Maar Harrie kan het niet zo filosofisch bekijken. Hij rolt mistroostig een sigaret en staart voor zich uit: "Ze zeggen dat je van je af moet bijten als je er niet onderdoor wilt gaan. Maar wat moet ik dan worden, een beest? Ik wil alleen maar af en toe iemand om mee te praten. Iemand die zijn arm om me heen legt. Dat is toch niet teveel gevraagd?"