Vrijdagmiddag, half twee, polikliniek Inwendige Geneeskunde van het VU-ziekenhuis. Twee trappen op en dan linksaf. Deze keer hoeft Olga maar even te wachten bij receptie M. "Ja hoor, ik vind het zelf wel", zegt ze tegen de assistente en loopt de gang in. Olga is een forse vrouw met een zware stem. Een mannenstem. Sommige mensen in de wachtruimte kijken haar verbaasd na. Als Olga het al in de gaten heeft, laat ze er niets van merken. Wat eelt op je ziel is nu eenmaal broodnodig als je transseksueel bent.

Het derde geslacht

Prof. dr. Louis Gooren is als internist-endocrinoloog verbonden aan het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Sinds 1988 is hij, als eerste ter wereld, bijzonder hoogleraar in de transseksuologie. Samen met een tiental andere specialisten en verpleegkundigen vormt hij de 'Genderwerkgroep', die is ondergebracht bij de afdeling andrologie. Vijfennegentig procent van de mannen en vrouwen die ervan overtuigd zijn in het verkeerde lichaam te zijn beland, worden hier behandeld. De rest meldt zich aan bij teams in andere steden. In Nederland worden alle kosten door het ziekenfonds vergoed. Tot nog toe hebben enkele honderden mensen de behandeling tot en met de operatie ondergaan. Volgens de meest recente schattingen is er op elke 20.000 mannen en 50.000 vrouwen een persoon transseksueel. "Goed beschouwd is de term 'transseksualiteit' wat ongelukkig gekozen", geeft Gooren toe. "Die geeft de indruk dat het gaat om een seksuele voorkeur. Iets dat thuishoort in het rijtje homo-, hetero- en biseksualiteit. Niets is echter minder waar: ook onder transseksuelen valt het hele scala aan seksuele smaken te vinden. Transseksualiteit is geen seksualiteitsprobleem, maar een probleem van seksuele identiteit."

De leden van de Genderwerkgroep spreken daarom liever over 'genderdysforie': het diep ongelukkig makende besef dat je lichaam het jouwe niet is. Het woord 'gender' wordt in het Engels gebruikt om het geslacht van een woord aan te geven. De Amerikaanse psycholoog John Money was in 1955 de eerste die het begrip 'gender-identiteit' definieerde. Hij omschreef het als het gevoel, zowel biologisch als sociaal en psychologisch bij een bepaald gelacht te horen. Bij transseksuelen is die gender-identiteit in tegenspraak met de biologische feiten.

Marcel is lang en tenger. Hij is 32 jaar geleden als meisje geboren. Sinds ruim een jaar leeft hij als man. Daar zijn jaren van verwarring aan vooraf gegaan. Niet op de laatste plaats omdat Marcel behalve een man, ook nog homoseksueel bleek te zijn. "Op een dag las ik dat homoseksualiteit niet voorkomt onder vrouw/man-transseksuelen. Het was een hele opluchting dat die ellende me dus bespaard zou blijven. Dat ik homoseksueel was, wist ik al lang. Transseksualiteit kwam nog helemaal niet in me op. Een aantal mensen reageerde heel verbaasd toen ik ze vertelde dat ik geen vrouw was maar een homoseksuele man. Ze vonden dat ik me dan net zo goed al die moeite kon besparen. Ik heb heel wat keren moeten uitleggen dat je geslacht tussen je oren zit, en niet tussen je benen."

Het lijkt onmogelijk dat iemand een heel ander geslacht heeft dan dat waarmee hij of zij geboren is. Vooral daarom werden transseksuelen in het nog niet zo verre verleden gezien als psychiatrische gevallen. Mensen met waandenkbeelden waar ze zo snel mogelijk vanaf moesten worden geholpen. In die dagen bestond de 'behandeling' voornamelijk uit het toedienen van grote doses bij het biologisch geslacht horende hormonen, eventueel afgewisseld door electroshocks. Gaandeweg bleek het vertrouwen dat het 'dan vanzelf over zou gaan' niet meer dan ijdele hoop. Het enige wat er met de behandeling bereikt werd, was een relatief hoog percentage zelfmoorden onder de patiënten. Zelfs de psychiatrie moest daarom schoorvoetend gaan toegeven dat transseksuelen, afgezien van dat ene weeffoutje, eigenlijk wel eens heel gewone mannen en vrouwen zouden kunnen zijn. En psychisch normaal functionerende mensen hoeven nu eenmaal nergens van genezen te worden.

Het verlangen naar de enige afdoende oplossing voor hun probleem neemt vaak obsessieve vormen aan. Henk de Haas, verpleegkundige bij de Genderwerkgroep, wordt daar elke dag mee geconfronteerd. "Daarin verschillen transseksuelen niets van andere mensen die een heel groot probleem hebben", merkt hij op. "We krijgen hier ook veel mensen die graag kinderen zouden willen maar bij wie dat om de een of andere reden niet lukt. Als dat wat langer duurt, kunnen ook zij vaak over niets anders meer praten. Wat ik zo prettig vind aan het werken met transseksuelen, is het feit dat je echt resultaten ziet. Als ze al een tijdje bezig zijn, knappen mensen zienderogen op."

Elk jaar melden zich honderdvijftig mensen aan voor behandeling. In de jaren '70, toen genderdysforie veel aandacht in de media kreeg, was het aanmerkelijk drukker. Jos Megens, coordinator van de Genderwerkgroep, benadrukt dat we daar niet uit mogen afleiden dat het een modegevoelig verschijnsel zou zijn. "Met een fin de siècle-gevoel heeft het niets te maken. Er zijn altijd mannen geweest die als non een kloosterleven leidden, of meisjes die gingen vechten in de beroepslegers van die tijd. Uit rechtbankverslagen blijkt dat een aantal mensen dezelfde gevoelens had als de hedendaagse transseksuelen. Het is ook geen bewijs van het morele verval van onze cultuur. Genderdysforie komt over de hele wereld voor."

Volgens Megens moet de verklaring voor die enorme toeloop van de jaren '70 veel dichter bij huis gezocht worden: "Het probleem werd makkelijker bespreekbaar en dus werd de drempel om de stap te zetten veel lager. Dat blijkt ook uit het feit, dat de patiënten steeds jonger worden. Alle oudere gevallen zijn nu wel behandeld."

Op de afdeling andrologie zitten vier mensen te wachten op hun beurt. Een van hen is Marijke. Ze is 19 jaar en loopt al de hele dag op de VU rond. Af en toe komt een van de specialisten haar halen, maar de meeste tijd brengt ze door met het lezen van de oude tijdschriften die overal verspreid liggen. Dat maakt haar er niet minder vrolijk op: "Wat kan mij al dat wachten schelen, dat heb ik er graag voor over. Ik ben nu vier maanden bezig en vandaag kreeg ik de recepten voor mijn hormoonkuur. Voor mij is het een enorme stap in de goede richting, je moest eens weten hoe ik naar dit moment heb toegeleefd. Nu ga ik aftellen voor de operatie, ik kan haast niet wachten tot het zover is. Ik weet zeker dat het allemaal fantastisch zal worden."

In een opzicht zijn veel transseksuelen hetzelfde: ze hebben haast. De Genderwerkgroep laat zich daar echter niet door van de wijs brengen. Henk de Haas: "Als ze na een jarenlang gevecht met zichzelf en met de rest van de wereld bij ons belanden, valt er een last van hun schouders. Eindelijk vinden ze erkenning en wat hen betreft kan alles vandaag nog geregeld worden. Niet alle transseksuelen zijn er even blij mee dat het nog minstens twee jaar duurt voordat ze geopereerd worden."

Er wordt zorgvuldig gewerkt en dat kost tijd. Om te beginnen wordt elke nieuwe patiënt lichamelijk onderzocht. Dat betekent onder andere aanschuiven in de lange rij wachtenden bij het bloedafnamelab. "Er mogen geen verborgen kwalen of afwijkingen zijn die later, als de hormoontherapie is begonnen, voor complicaties kunnen zorgen", zegt Gooren daarover. "De meeste tijd gaat echter zitten in het stellen van de diagnose. Vergeet niet dat we alleen maar kunnen afgaan op wat de patiënt zelf los wil laten." De behandeling begint pas als er aan een aantal voorwaarden is voldaan. Op de eerste plaats moet de pati‰nt al minstens twee jaar, zonder onderbreking, het onverdraaglijke gevoel hebben in het verkeerde lichaam te zijn beland. Daarnaast zal heel duidelijk moeten zijn dat hij of zij niets liever wil dan geopereerd worden, om daarna eindelijk te kunnen gaan leven als lid van het andere geslacht.

"Veel transseksuelen zeggen dat ze het heel jong al wisten, dat ze hun hele leven al geen jongetje of meisje wilden zijn", zegt Marcel. "Bij mij is dat niet zo gegaan. Achteraf vallen je natuurlijk wel bepaalde dingen op. Zo weet ik nog wel dat ik lang geleden eens aan mijn moeder heb gevraagd of het ooit gebeurde dat een man in een vrouwenlijf zat. Zoiets vraag je als kind natuurlijk niet zonder dat je daar de een of andere reden voor hebt."

Ook mag er geen sprake zijn van psychische stoornissen zoals bijvoorbeeld schizofrenie. Constante begeleiding door een psycho- loog is dan ook een belangrijk onderdeel van de behandeling. Die geeft tijdens het eerste gesprek alle informatie over de behandeling. "In de meeste gevallen komt het leven helemaal op zijn kop te staan", zegt psycholoog dr. Anton Verschoor. Hij is de auteur van de brochure 'De transseksuele mens', die hij aan iedere nieuwe patiënt meegeeft. "Je zou het kunnen vergelijken met een vloedgolf, die alles meesleurt wat er op zijn weg komt. Familie, vrienden, werk, woonomgeving - de kans is groot dat een trans- seksueel veel daarvan in de komende jaren zal moeten opgeven. Je moet je altijd afvragen of de voordelen van de behandeling hier wel tegenop wegen."

Dat blijkt lang niet altijd zo te zijn, want ongeveer de helft van de hulpvragers besluit in deze fase niet door te gaan met de behandeling. Voor Marcel spelen die bezwaren niet zo mee. Hij heeft genoeg vrienden en kan het nog steeds redelijk met zijn ouders vinden. Toch heeft ook hij nog tijd nodig om na te denken. "Wij kunnen al na een jaar geopereerd worden, maar ik heb heel lang getwijfeld of ik het nu wel moest doen. Af en toe zou ik willen dat dit een droom was. Dan zou ik wakker kunnen worden en verder als vrouw gelukkig zijn. Als je eenmaal geopereerd bent, is er geen weg meer terug."

De hulpverleners hebben vaak de indruk dat transseksuelen hen zien als een hindernis die zo snel mogelijk genomen moet worden. Ze vinden die houding niet terecht. Verschoor: "We gaan uit van het 'ja, tenzij'-principe. De patiënt bepaalt zelf wat er gebeurt. Het enige wat wij kunnen doen, is de hem of haar helpen te bepalen of de gevraagde behandeling de enige manier is om de problemen op te lossen." Maar wel is de psycholoog degene, die het licht op groen moet zetten voor de hormoontherapie en later voor de operatie.

"Ze hebben meer macht dan ze toegeven," zegt Marcel. "Als er twijfels zijn, kunnen ze het net zo lang tegenhouden als ze zelf willen. Ik vind het niet altijd even makkelijk te verteren dat ze in wezen heel rolbevestigend denken. Je hoort precies datgene te doen wat er van een man of vrouw verwacht wordt."

Het feit dat de hormoontherapie kan beginnen, wil overigens niet zeggen dat alle ellende nu voorbij is. Het is eerder zo dat er nog heel wat op komst is. De transseksueel moet nu namelijk binnen drie maanden beginnen met de 'real life test'. Thuis en in het openbaar moet hij of zij gaan leven en zich presenteren als een lid van het verlangde geslacht. Vooral voor man/vrouw-transseksuelen kan dat tot behoorlijk pijnlijke situaties leiden. Vrouwelijke hormonen hebben namelijk geen invloed op het postuur, de baardgroei en de stem. Aan die laatste twee kan door elektrische epilatie en logopedie wel veel gedaan worden, maar dat is een tijdrovende aangelegenheid. De hormonen die vrouw/man-transseksuelen gebruiken, hebben daarentegen wel invloed op dit soort uiterlijke kenmerken. Wat dat betreft hebben zij het heel wat makkelijker. Een kleine man met een ietwat hoge stem kan nog wel door de beugel, maar niet veel mensen weten zich een houding te geven als ze een forse vrouw met een zware stem en een donkere schaduw op haar kaken ontmoeten.

"Op de VU kom ik altijd als vrouw", vertelt Olga. Ze heeft vroeg in de middag een afspraak met de internist. Omdat die nog even bezig is, moet ze een half uur wachten. Dat komt Olga slecht uit, want ze heeft deze middag nog meer te doen. Ze heeft haar jas aangehouden en zit een tikje geïrriteerd op het puntje van haar stoel. Olga is 44 jaar en beschouwt zichzelf eerder als twee- slachtig dan als transseksueel. Ze wil niet geopereerd worden: "Het is mijn lichaam en ik bepaal wat daarmee gebeurt. Van operaties moet ik niets hebben. Ik ben gewoon afwisselend man of vrouw, dat hangt van mijn stemming af. Als ik uitga, doe ik dat meestal als man omdat ik anders lastig wordt gevallen. In de buurt waar ik woon, wijzen ze me na wanneer ik als vrouw op straat loop. Sommige winkeliers gooien me zelfs meteen hun zaak uit, omdat ze geen transseksuelen binnen willen hebben. Ze zeggen dat die altijd ondergoed en dameskleding stelen. Ik vind dat ronduit belachelijk, maar ga er niet tegenin. Mensen kunnen heel agressief worden als je dat doet. Ze haten transseksuelen."

Tijdens de 'real life-test' kan het maandelijkse gesprek met de psycholoog een grote steun zijn. Toch biedt hij niet alleen een schouder om op uit te huilen. Hij wil er ook achterkomen of de overstap een kans van slagen heeft. Daarbij letten de leden van de Genderwerkgroep meer op onbewuste signalen dan op het uiterlijk. Zoals internist Henk Asscheman het omschrijft: "Vrouwelijke of mannelijke eigenschappen zijn tenslotte iets heel anders dan het simpelweg dragen van een rok of een broek. Een transseksueel hoeft niet zozeer een nieuw gedrag aan te leren, het is eerder zo dat het aangeleerde gedrag langzaam verdwijnt. Alsof je een ui pelt."

De behandelaars zijn pas tevreden als ze merken dat iemand uit zijn schulp kruipt. Omdat dat in veel gevallen makkelijker gezegd dan gedaan is, leven veel transseksuelen onder grote druk. "Omdat mensen bang zijn afgewezen te worden, letten ze heel goed op hun woorden", vertelt Marcel "soms krijg je het gevoel dat je je 24 uur per dag moet bewijzen. Dat merk ik tenminste aan anderen, want zelf maak ik me er niet zo druk meer om. Ik ben beeldend kunstenaar en schrijver en merk aan mijn werk dat ik de goede beslissing heb genomen. Ik ben echt tot rust gekomen en daardoor zijn de dingen die ik maak veel beter geworden. Mijn vrienden zeggen trouwens dat ik tegenwoordig veel makkelijker in de omgang ben."

Een woensdagavond in Amsterdam. In het NVSH-pand aan de Blauwburgwal organiseert de werkgroep 'Travestie en Transseksualiteit', in de wandeling 'T&T' genoemd, haar maandelijkse open avond voor travestieten en transseksuelen. Liesbeth is transseksueel en een trouw bezoekster van de T&T-avonden. Ze legt uit dat het hier om twee heel verschillende groepen gaat: "Travestieten zijn bijna altijd mannen, dat op de eerste plaats. Verder piekeren ze er niet over om zich te laten opereren. Ze vinden het alleen maar opwindend om zich van tijd tot tijd als vrouw te verkleden."

Dat blijkt overigens lang niet altijd een prettig soort opwinding te zijn. Vaak moet een travestiet zich in het diepste geheim omkleden en leidt hij een dubbelleven met alle frustraties en angsten van dien. Daarom is er op deze avond een ruimte ingericht, waar de gasten zich in alle rust kunnen omkleden. Sommigen verwisselen alleen hun broek voor een rok en nestelen zich snel aan de bar. Anderen hebben heel wat meer tijd nodig voordat ze in de meest ravissante creaties de trap af schrijden. In de loop van de avond blijkt er achter menig schichtig binnenkomende man met weekendtas een heuse diva schuil te gaan.

Veel transseksuelen bekijken het gewoel van een afstandje. Voor hen is dat omkleden immers verre van opwindend. "Dat is wel het laatste waar ik mee bezig ben", verzucht Liesbeth. Terwijl ze gedachteloos met haar glas speelt, kijkt ze om zich heen om te zien of er al bekenden binnen zijn gekomen. "Ik heb heel wat anders aan mijn hoofd dan hier de show komen stelen. Toen ik pas begon stond ik ook uren voor de spiegel en kon het me niet wild genoeg zijn. Je hebt nu eenmaal een hoop in te halen, denk ik. Maar het slijt vrij snel, neem dat maar van me aan. Ik kwam er al gauw achter dat er heel wat ergere dingen zijn om je druk over te maken." Ze vertelt over haar psycholoog, die volgens haar de zaak op de lange baan wil schuiven. "Ik ben als de dood dat hij straks zegt dat we er maar beter mee op kunnen houden. Niet dat ik aan mezelf twijfel, maar hoe kom ik erachter of dat die man er ook zo over denkt? Je weet eigenlijk nooit goed wat je aan hem hebt." Voor Liesbeth en haar lotgenotes is dit een van de weinige avonden waarop ze vrijuit kunnen praten over de zaken die hen bezighouden. "Het enige wat wij willen is een gewoon leven. Met een partner, een fijn huis en alle ellende achter de rug. Maar zelfs dat soort simpele dingen lijken onmogelijk. De mannen die op me vallen, zijn vaak alleen maar uit op sensatie. Ze hebben teveel foute boekjes gelezen en willen nu ook weleens een keer vrijen met een vrouw die nog een penis heeft. Maar ik wil dat een man valt op de vrouw die ik ben. Ik hoop nog steeds dat ik hem ooit nog eens tegenkom. Al begin ik me wel af te vragen of hij eigenlijk wel bestaat, die man."

Het project 'transseksualiteit' is een initiatief van Humanitas. Alle vrijwilligers zijn (ex)transseksueel. Ze hebben een landelijk netwerk van hulpverleners opgezet, geven voorlichting aan organisaties of scholen en organiseren op een aantal plaatsen in Nederland een maandelijkse huiskamergroep. Die bijeenkomst is bedoeld voor transseksuelen, partners en hulpverleners en heeft een veel informatiever karakter dan de T&T-avonden. Ook hier zijn de partners veruit in de minderheid. Toch is genderdysforie voor hen minstens even ingrijpend. De transseksueel verwacht er iets bij te winnen, maar de partners en familieleden blijven met een rampzalig verlies achter.

"Ik had het gevoel dat ik bestond uit een grote schreeuw en ik was verbaasd dat niemand dat hoorde". Zo omschrijft een moeder de wanhoop die ze voelde toen haar dochter te kennen gaf dat ze eigenlijk een jongen was. Een ander was al veertien jaar getrouwd toen haar echtgenoot vertelde dat hij zo niet verder kon. "Het was alsof hij zijn eigen dood aankondigde", zegt ze. "Hij gaat verdwijnen, hij zal nooit meer dezelfde zijn. Al mijn gevoelens staan op zijn kop. Hoe kan ik nu houden van een man die eigenlijk voelt een vrouw te zijn?"

De zelfhulpgroep '(H)erkenning' is een ander onderdeel van het Humanitas-project. Voor veel betrokkenen is het de enige plek waar ze hun verhaal kwijt kunnen. Vaak hebben ze daar veel baat bij. "Het uitwisselen van ervaringen maakt de eigen last vaak wat minder zwaar", zegt initiatiefneemster Caroline, zelf moeder van een ex-transseksueel kind. "Het is belangrijk te weten dat je niet de enige bent die dit overkomt."

Afdeling 2-West van het VU-ziekenhuis is niet veel meer dan een gang met een tiental deuren. Op maandagochtend zitten er in het verder uitgestorven dagverblijf twee transseksuelen te wachten op de dingen die komen gaan. Ze hebben hun spullen al op hun kamer gezet. Daar staan ook de bedden die de komende tien dagen hun leefwereld zullen vormen. "Zenuwachtig ben ik niet", zegt een van hen, "maar ik voel me wel een beetje onwerkelijk. Het is haast niet geloven dat het eindelijk zover is." Ze steekt een sigaret op en lacht verontschuldigend: "Nu mag het nog, straks kunnen we de kamer niet meer af."

In deze week wordt een voor iedereen die ermee te maken heeft slopend proces afgerond. Twee dagen na opname in het ziekenhuis wordt er bij de man/vrouw-transseksueel een vagina gemaakt. Zowel de zwellichamen van de penis als de teelballen worden weggehaald en de urinebuis wordt ingekort en verlegd. De gevoelszenuwen worden neergelegd onder de clitoris, zodat een orgasme nog steeds mogelijk is. Met de huid van de penis wordt een speciaal daarvoor gemaakte holte in de onderbuik bekleed, terwijl de huid van de balzak gebruikt wordt voor de schaamlippen. Als de patiënt daarom gevraagd heeft, worden de borsten tijdens dezelfde operatie vergroot. Na een kleine vier uur is alles achter de rug.

Vrouw/man-transseksuelen moeten meer operaties ondergaan. De borsten worden al vrij snel nadat met de hormoonkuur is begonnen, weggehaald. De real life-test is tenslotte al moeilijk genoeg en borsten zitten daarbij op meer dan een manier in de weg. Na een jaar kan hun baarmoeder worden verwijderd. Tegelijkertijd wordt de vagina dichtgemaakt. De urinebuis wordt verlengd en in de grote schaamlippen worden teelballen van kunststof geïmplanteerd. In een later stadium kan er eventueel nog een penis worden gemaakt. Daarvoor wordt huid uit de onderarm of de onderbuik gebruikt. Jammer genoeg is het wel zo, dat die techniek nog in de kinderschoenen staat. Als het weefsel niet wordt afgestoten, blijft het nog altijd onmogelijk om een erectie te krijgen. Een aantal patiënten besluit dan ook om af te zien van die laatste operatie.

Marcel is een van hen: "Ik weet zeker dat ik geen penis zal laten maken. Daarvoor is het resultaat niet mooi genoeg. Voor veel mannen is het trouwens helemaal geen probleem. Toen ik samen met een vriend naar een weekendgroep voor homoseksuele mannen ging, werden we door alle anderen zonder problemen geaccepteerd."

Het zijn zware operaties en er gaat heel wat tijd overheen voordat de mensen weer hersteld zijn. Maria kan erover meepraten. Ze is nu 38 en twee jaar geleden geopereerd. Ze is vandaag op de VU voor haar jaarlijkse onderzoek. "Ik heb na mijn operatie bijna drie maanden binnen gezeten", vertelt ze. "Toch ben ik nog nooit zo gelukkig geweest als in die tijd. Alle pijn en het niet kunnen zitten heb ik er maar wat graag voor over gehad. Eindelijk was ik de vrouw die ik, diep van binnen, altijd was geweest." Sinds 1985 kan dat zelfs wettelijk vastgelegd worden. Er wordt een toevoeging gemaakt bij de geboorte-akte en alle gegevens bij de burgerlijke stand worden aangepast. Nu herinnert er in principe niets meer aan het verleden en het liefst zouden transseksuelen dat dan ook zo snel mogelijk willen vergeten. Maar dat blijkt vaak heel wat voeten in de aarde te hebben.

Maria: "Toen de eerste roes over was, begon ik te beseffen hoe hoog de prijs kan zijn die je moet betalen. Ik denk dat je het voor die tijd zo druk hebt met andere dingen dat je daar niet bij stilstaat. In feite begint het voor ons pas als het in de ogen van anderen achter de rug is. Vroeg of laat ontdekken we allemaal dat onze dromen niet als bij toverslag werkelijkheid zijn geworden. Terwijl we in de wachtkamer zaten, is het leven gewoon doorgegaan."

Dr. Bram Kuiper, een van de psychologen van de Genderwerkgroep, is in 1991 gepromoveerd op de evaluatie van de behandeling. Hij heeft daarvoor de gegevens gebruikt van 25 mannen en 44 vrouwen. Uit zijn proefschrift blijkt dat geen van hen serieus heeft overwogen om weer te gaan leven in de rol die ze vroeger hadden. Zonder uitzondering voelen ze zich gelukkiger dan voorheen en zijn ze erg tevreden met de nieuwe situatie. Wat dat betreft kan de behandeling zonder meer geslaagd worden genoemd. Dat neemt niet weg dat er op andere vlakken nog grote problemen kunnen opdoemen.

"Vooral man/vrouw-transseksuelen moeten vaak vechten voor hun plekje op de wereld", zegt Maria. "Er zit niemand op ons te wachten. Het is zelfs alsof we in de ogen van de buitenwereld een paar treden op de ladder gedaald zijn. En dat is niet alleen vanwege ons transseksueel verleden. Het heeft ook heel veel te maken met het feit dat vrouwen nog steeds niet voor vol worden aangezien, ook al doet de vrouwenbeweging nu al jaren haar best. Je vindt het makkelijkst een baan als je blank, niet te oud en ook nog eens van het mannelijk geslacht bent. Ik kan me daar behoorlijk kwaad over maken."

Aan genderdysforie kan betrekkelijk makkelijk iets gedaan worden. Maar of dat in alle opzichten automatisch tot 'gender-euforie' leidt, valt te betwijfelen.