Er zijn bijna vijf keer zoveel weduwen als weduwnaars in Nederland. Meer dan een half miljoen vrouwen boven de 65 is weduwe. Hoe verwerkt iemand het verlies van haar man waar ze tientallen jaren mee heeft geleefd? "Misschien had ik er wel veel meer moeite mee dan hij", zegt Nel Bergenhenegouwen. Haar man stierf in september 1992. Een persoonlijk verhaal over groot verdriet, maar ook over de kracht om verder te gaan.

De kracht

"Natuurlijk hoef je niet altijd even sterk te zijn. Maar je moet er ook rekening mee houden dat je kinderen en de mensen uit je omgeving hun verdriet heel anders beleven dan jij. Sommige dingen kun je gewoon niet delen." Nel Bergenhenegouwen zegt het vol overtuiging. Ze is nu 74 en woont sinds twee jaar alleen in het huis in Hengelo dat ze bijna twintig jaar met haar man Linus heeft gedeeld. Aan de inrichting heeft ze nog niets veranderd. Ze wil nog geen afstand doen van alle spulletjes die ze samen hebben uitgezocht.

Ze wijst op het aquarium in de hoek: "Dat heeft hij zelf gemaakt, toen we kleiner gingen wonen. Hij was er gek op, kon er uren mee bezig zijn." Ze haalt haar schouders op: "Voor mij hoeft het allemaal niet zo, dat beestenspul. Maar de kippen heb ik ook nog steeds, daar zorgt mijn kleinzoon nu meestal voor. Waarom zou ik het allemaal weg doen? Daarvoor is het nog veel te kort geleden."

Linus had in april 1992 last van rugpijn. Uiteindelijk kwam hij in het ziekenhuis terecht voor onderzoek. Nel kan zich nog steeds opwinden over de manier waarop het toen verder ging: "Na een kwartier kwam de dokter terug met de boodschap dat Linus longkanker had. Er was niets meer aan te doen, hij wist zelfs niet hoe lang mijn man nog te leven had. Dat konden zes weken zijn, zei hij, maar ook zes maanden. En dat was het dan, toen konden we weer gaan." Het bleken zes maanden te worden: Linus Bergenhenegouwen overleed in september 1992. Thuis, in het bed dat zijn vrouw voor hem bij het raam in de voorkamer had gezet.

Ze zou het niet anders gewild hebben. Want het was een lieve en zorgzame man. Een man ook die zich had neergelegd bij het onvermijdelijke. "Misschien had ik er wel veel meer moeite mee dan hij. Hij klaagde nooit, ook al had hij nog zo'n pijn. In plaats daarvan deed hij er alles aan om mij op te beuren."

Linus wilde dat alles goed geregeld was als hij er niet meer zou zijn. Nel vertelt er zachtjes, haast dromerig, over: "Hij vroeg me bijvoorbeeld geregeld of ik even bij hem wilde komen zitten om het een en ander te bespreken. Maar, zei hij daarbij, dan moest ik wel beloven om niet te gaan huilen, want daar werd hij zo verdrietig van." Haar man is tot het einde toe zo sterk gebleven. Op één moment na, herinnert ze zich: "Op een dag heeft hij onze kleinzoon gevraagd om goed voor mij te zorgen. Dat is de enige keer dat ik hem heb zien huilen."

"Waarom zou ik in het begin flink moeten zijn? Ik heb ontzettend verdriet om een mens van wie ik gehouden heb en toch wordt het in de meeste contacten als onaangenaam ervaren als ik daar uiting aan geef. Na een tijdje mag je er niet meer over praten want dan zeggen ze 'oh, daar heb je haar weer met haar verdriet'. Dan kun je alleen nog bij echte vrienden terecht. De dood is iets wat heel ver weg geschoven wordt. Dat vind ik heel erg want de dood hoort ook bij het leven. Dat is heel normaal." (Irma Sturinga, 64, vier jaar weduwe).

Er is nog een reden waarom ze blij is dat haar man thuis is overleden. Het heeft haar namelijk geholpen niet bij de pakken neer te blijven zitten, maar de draad van haar leven weer op te pakken. "Natuurlijk denk ik er nog vaak aan hoe mooi het was samen. Maar ik weet ook hoe erg het was op het eind. De dood van mijn man was een verlies, maar het was ook een bevrijding. Want nu hoefde hij tenminste geen pijn meer te lijden."

Dat wil niet zeggen dat het makkelijk was, integendeel zelfs. Want Linus was de laatste zestien jaar van zijn leven thuis geweest en ze hadden alles samen gedaan. Nu Nel ineens alles zelf moest doen, bleek dat nog een hele opgave te zijn. Ze moest voor het eerst geld halen bij de bank en was bijvoorbeeld ook nog nooit in haar eentje op reis geweest. "Kun je nagaan, ik had in geen veertig jaar in een trein gezeten. Maar ik wist dat ik al die hindernissen zou moeten overwinnen. Want als je zelf niets onderneemt, ben je voor het minste of geringste iemand tot last."

Gelukkig hoefde ze niet alles in haar eentje op te knappen. Dit laatste is onder andere te danken aan mensen als Nan Stevens en Rianne van Rijsewijk. Als begeleidsters van ondersteuningsgroepen voor ouderen hoorden ze veel over de problemen waarmee weduwen te maken krijgen. Uit de vakliteratuur herkenden ze veel van wat die mensen hen vertelden over het verwerken van hun verlies. Toch bleven ze zich afvragen hoe iemand het leven weer op kan pakken als die fase achter de rug is. Daarom begonnen ze in 1984 met een onderzoek naar de leefsituatie en het welzijn van weduwen boven de zestig jaar. Sindsdien hebben ze met ongeveer 130 weduwen uitgebreid over het onderwerp gesproken. De neerslag ervan is in een boek verschenen: Voorbij verlies - perspectieven voor weduwen (gegevens: zie onderaan artikel-red.).

Het is bedoeld voor iedereen die er, beroepsmatig of privé, mee te maken heeft. De onderzoekgegevens worden ook toegepast in de hulpverlening aan oudere weduwen. De cursussen rouwverwerking zijn daarvan een goed voorbeeld. Ze worden onder de naam 'Verlies en dan verder' in veel plaatsen gegeven.

"De eerste keer dat ik de zon weer zag was vorig jaar toen ik in de trein zat naar Zoetermeer. Ineens dacht ik 'hé, de zon schijnt'. Ik heb jaren de zon niet gezien, dat kun je je niet voorsteIlen. " (Wil van Kraningen, 79, vijfjaar weduwe).

Nel Bergenhenegouwen heeft het eerste jaar na het overlijden van haar man alleen maar gerouwd. De televisie ging in die tijd nooit aan en uitgaan of een middagje winkelen was er al helemaal niet bij. Ze vond dat ze het aan de nagedachtenis van haar man verplicht was. "Ik zou absoluut niet weten waarom, ik moest het gewoon doen. Maar achteraf gezien vind ik het eerlijk gezegd wel een beetje overdreven. Je kunt jezelf toch niet dwingen om altijd maar verdrietig te zijn? Ik schaamde me rot als er bijvoorbeeld gelachen werd en ik mezelf erop betrapte dat ik mee deed. Echt, ik zou niemand aanraden om het ook zo aan te pakken. Het is al moeilijk genoeg zonder dat je je ook nog in allerlei bochten wringt."

Uiteindelijk besloot ze zich op te geven voor een cursus rouwverwerking. Het was niet zo makkelijk om die stap te zetten. "Ik heb altijd gezegd dat je wel gek moest zijn om zo'n cursus te volgen. Maar daar ben ik helemaal van terug gekomen. Het is zo'n opluchting om te ontdekken dat je niet de enige bent die het er moeilijk mee heeft. Je kunt heel veel leren van elkaars ervaringen."

De cursus is nu afgelopen, maar Nel is vast van plan de nieuwe kennissen die ze er heeft opgedaan niet uit het oog te verliezen. Ook al kost het haar soms moeite om er tijd voor vrij te maken, want ze krijgt het de laatste tijd steeds drukker. Omdat een van haar twee zoons helemaal aan de andere kant van het land woont, is ze heel wat tijd kwijt aan reizen. Dan zijn er ook nog de buren waar ze het heel goed mee kan vinden. En niet te vergeten haar oude kaartclubje dat in het na- jaar weer van start gaat. Vooral op dat laatste verheugt ze zich enorm; "Er werd altijd heel veel gerookt en daarom gingen Linus en ik er de laatste jaren nooit meer heen. Maar we hebben wel altijd contact gehouden, want het zijn stuk voor stuk goede vrienden. En omdat ik voor het roken niet meer weg hoef te blijven, kan ik weer gezellig meedoen."

"Na het overlijden van mijn man zocht ik de stilte. (...) Beetje voor beetje ging ik mijn leven na, de kennismaking met mijn man, ons huwelijk, zijn dood. Ik heb veel gehuild maar ook af en toe gelachen. Ik voerde gesprekken met hem en heb gescholden: 'Waarom heb je mij alleen gelaten, ik heb je zo nodig'. Ik heb oude foto's bekeken en nog meer gehuild. Op een bepaald moment was ik klaar, ik kreeg weer zin om naar buiten te gaan. Toen ben ik begonnen aan allerlei activiteiten." (Francien Prauw, 74, zeven jaar weduwe).

Nel haalt wat foto's tevoorschijn. Er staat een knappe man op, die zachtmoedig in de lens kijkt. Het verdriet zal natuurlijk nooit helemaal weggaan, maar de herinnering is net zo levendig. Nel kijkt voor zich uit en zucht eens diep: "Daarom ben ik ook zo blij dat hij begravenis en niet gecremeerd. Want nu kan ik hem tenminste net zo vaak opzoeken als ik wil."

De vetgedrukte citaten komen uit het boek 'Voorbij verlies - perspectieven voor weduwen' door Nan Stevens en Rianne van Rijsewijk, een uitgave van Bohn Stafleu Van Loghum, 1993, in de reeks Cahiers Ouderdom en Levensloop (nr. 33).